Zuinig op het lepeltje van heilsoldaat Wybe
Zo bekend als de ‘majoor’ Alida Bosshardt is heilsoldaat Wybe Schoffelmeer nooit geworden. Ook al deed zij haar best nederig en bescheiden te blijven, zij werd ‘wereldberoemd’ in Nederland toen ze in 1965 met een vermomde prinses Beatrix het lijfblad De Strijdkreet uitventte op de Amsterdamse Wallen. De foto ging de wereld rond. De majoor bracht het tot luitenant-kolonel, een hoge officiersrang. Wybe bleef soldaat, maar wat voor een…!
Heilsoldaat Schoffelmeer kwam eind vorige eeuw op de vrijdagavonden af en toe in Zandvoort en vroeg dan in de café’s van bezoekers een kleinigheid voor het sociaal werk van het Leger des Heils. Hoewel ook in de Haarlemse regio af en toe brood en een kopje soep werd uitgedeeld aan daklozen en andere nooddruftige mensen, wist ik dat ze vooral in grote steden erg actief waren om de boodschap van Jezus in concreet handelen om te zetten.
Mijn neef Piet raakte aan het einde van zijn leven aan lager wal en woonde geheel alleen in een woning in Amsterdam. Toen het slecht met hem ging – wij in Zandvoort hadden toen al geen contact meer met hem – leek de wereld hem vergeten. Maar iemand van het Leger des Heils zorgde voor hem. Ik ken de details niet maar mijn oudste zus Doke wist dat het Leger Piet tot zijn laatste dagen trouw is gebleven en zich om hem bekommerde. En dat zonder bekeringsdrang, begreep ik.
Dat verhaal van zus Doke en ook mijn ervaringen met het Leger des Heils als journalist tijdens een kerstfeest in Haarlem waren reden genoeg voor mij om al snel vaste donateur te worden. Ik verplichtte mij voor minimaal vijf jaar een vast maandbedrag te geven voor het mooie werk van deze organisatie. Behoefte om diensten bij te wonen had ik niet. Het ging mij er louter om de praktische diaconie van deze organisatie te ondersteunen.
Vele jaren later was ik dirigent van het Gemengd Zandvoorts Koper Ensemble (GZKE, 1996-2004) in café Koper (nu café Mio). We hadden aan het Kerkplein in Zandvoort-Centrum veel plezier met elkaar. Elke laatste vrijdag van de maand zongen we van negen uur ’s avonds tot een uur of elf een keur van liedjes zoals ‘Klok van Arnemuiden’, ‘Mijn wiegie was een Stijfselkissie’ en ga zo maar door. Op zeker moment kwam er een heilsoldaat aan de deur. Die wachtte altijd bescheiden tot een lied was afgelopen en kwam dan binnen.
Indachtig de goede opvang van neef Piet haalde ik op mijn bok (verhoging) mijn portemonnee en gooide een knaak (2,50 gulden) in de collectebus. Veel zangers volgden mijn voorbeeld en de opbrengst bij café Koper was interessant genoeg voor onze heilsoldaat om de volgende maand terug te komen. Schoffelmeer bleef komen. Reden voor mij om het lied ‘De Heilsoldaat’ van het duo Fred van Dam en Ad Kraamer (artiestennaam Marc Winter) te achterhalen en van een tweede stem te voorzien.
De volgende keer dat Schoffelmeer kwam en hij bij de deur stond, sloeg ik af waar we mee bezig waren en wenkte hem binnen. Hij wist niet wat hij hoorde toen hij de deur opende en werd toegezongen met het tweestemmige refrein ‘Hij sjouwde van kroegie naar kroegie’. Hij straalde en kwam nog vaak langs. Op zeker moment vroeg hij tijdens de pauze of hij de microfoon even vast mocht houden. Vervolgens getuigde hij van zijn liefde voor Jezus en hoe blij hij was heilsoldaat te zijn en om te mogen collecteren. Het was muisstil in ‘Kopertje’.
Een paar maanden later was hij er weer en haalde hij een klein doosje uit zijn legeruniform. Het was een verzilverd lepeltje van het Leger des Heils. ,,Mocht ik van de kapitein aan u geven’’, zei hij. Ik bedankte hem, want ik wist dat zo’n cadeautje niet vanzelfsprekend was. Ik gebruik het lepeltje nu al zo’n twintig jaar en het houdt bij mij de herinnering aan Wybe Schoffelmeer levendig. Ik heb het inmiddels wel voor 45 euro laten verzilveren, maar dat was de herinnering waard. Ik zeg wel eens tegen kennissen of vrienden: ,,Dit lepeltje houdt me nederig en dienstbaar. Dank zij Wybe en zijn voorbeeld als heilsoldaat.’’
Wybe Schoffelmeer is 24 februari 2006 gestorven. Zijn familie heeft een rouwcirculaire gestuurd. Hij is 1 maart 2016 op de Algemene Begraafplaats Duinhof in IJmuiden begraven.
Goed vals zingen is een kunst…!
De film Florence over de Amerikaanse sopraan Florence Foster Jenkins (1868-1944) is een hit. De rolprent wordt vooral gedragen door het uitstekende spel van Meryl Streep als Florence en van Hugh Grant als haar echtgenoot en manager St. Clair Bayfield. Ook Simon Helberg als haar begeleider Cosmé McMoon draagt bij aan de knappe, tragische cult in de film.
In de PR wordt Foster Jenkins weggezet als de slechtste zangeres aller tijden. Maar amateurzangeressen komen doorgaans niet op het grote podium. Duidelijk is in elk geval dat Meryl Streep de rijke erfgename van vader Charles Dorrance Foster met haar grote acteer- én zangtalent perfect neer heeft gezet. Wat moet ze ongelooflijk hard hebben gestudeerd om zó goed vals te zingen.
In Florence zien we het leven van de vroegere zangeres Florence Foster slechts in vogelvlucht voorbij komen. Het lijkt dan net of ze in 1944 in een maand tijd een hele reeks aria’s instudeert. En dat ze door haar toenmalige echtgenote Clair Bayfield en haar zangleraar naar de mond is gepraat terwijl ze heel goed weten dat haar zangtalent beperkt was. In biografieën blijkt echter dat ze heel jong al piano- en zanglessen volgde maar dat haar vader geen buitenlandse studie muziek wilde bekostigen.
Niettemin, ze is kennelijk een schoolvoorbeeld van een zangeres die weinig zelfkritiek had en – mogelijk door haar fortuin – door veel mensen naar de mond is gepraat. Zou het wel eens zijn gebeurd, dat gefortuneerde zangers of zangeressen in Nederland het Amsterdamse Concertgebouw afhuurden om daar het optreden van hun leven te geven?
We mogen hopen dat onze Nederlandse zangdocenten voldoende ethisch gevoel hebben om hun leerlingen een soortgelijke afgang te besparen. Er zijn immers zat kleinere zaaltjes waar je als amateur zonder al te veel kleerscheuren je tanden kunt stukbijten op aria’s als ‘Mein Herr Marquis’ (Strauss) of een ‘Koningin van de Nacht’ (Mozart) zoals Meryl Streep zong in de film.
Eerlijk gezegd denk ik niet dat er in Nederland veel zangdocenten rondlopen, die hun leerlingen over het paard tillen. Oftewel ze de indruk geven dat ze veel talent hebben, geweldig zingen en dat er een mooie podiumcarrière op ze wacht. In elk geval is er een mooie ‘Code of ethics’ van de Europese bond van zangdocenten, de zogenoemde European Voice Teachers Association, die zangdocenten voorhoudt studenten nooit valse hoop te geven.
De code is heel duidelijk. Er staat in dat het de plicht is van de docent om het zangtalent van leerlingen ‘realistisch en gewetensvol’ te evalueren om zo ‘voldoende stimulans’ te geven voor het eruit halen wat erin zit. ‘Onrealistische professionele mogelijkheden suggereren’ is absoluut not done.
Maar gebeurt het dan nooit? Natuurlijk wel, maar komen dergelijke gevallen snel aan het licht…? Want op een zeker moment dreigt een ontknoping á la ‘De keizer heeft geen kleren aan!’ naar het sprookje ‘De nieuwe kleren van de keizer’ van Hans Christian Andersen (1837). Dat zullen de meeste docenten willen voorkomen. Dan staan ze zelf voor aap.
Bij Florence speelde nog iets anders. Ze had op jonge leeftijd, zo suggereert de film, via haar eerste man Frank Thornton Jenkins een geslachtsziekte opgelopen. Die heeft haar mogelijk ook mentaal iets gedaan. Misschien is haar grootheidswaanzin daarop terug te voeren? Wie zal het zeggen… Ze genoot immers van zingen en optreden.
Misschien lag het niet aan de slechte zangdocenten in haar geboortestreek Pennsylvania of later in New York maar aan haar wens om met veel geld haar ideaal te verwezenlijken, zingen in Carnegie Hall. In de film wordt iets anders gesuggereerd, maar volgens biografen was ze van de slechte kritieken op de hoogte en negeerde ze die. Ze moet hebben gezegd: ,,Mensen mogen zeggen dat ik niet kan zingen, maar niemand kan zeggen dat ik niet heb gezongen.’’ Dan lag het wellicht toch niet aan haar zangdocenten…
Een cadeautje uit de hemel of…
Soms word je als zanger/dirigent zomaar een cadeautje in de schoot geworpen. Dan voel je je opeens even een deel van een groter geheel. Het overkwam mij tijdens een vaartocht over het Lago Trasimeno in het Italiaanse Umbria.
Mijn vrouw en ik genieten na een bezoek aan Passignano van het open water en de frisse wind op het open meer. Het uitzicht op het heuvelachtige landschap is echt genieten. Het is niet zo warm als de afgelopen dagen en we genieten met volle teugen.
Opeens horen we vanaf het achterdek een bekende Taizé-melodie: Laudate omnes gentes (vert: Verblijd u alle volken). Het wordt eenstemmig gezongen door een groep van zo’n twintig kinderen, tieners en volwassenen. Ik neurie zachtjes de baslijn mee; voor mij vertrouwd als coördinator van de Zandvoortse Taizé-groep en dirigent van zangkoor Ubi Caritas.
De voortdurende herhaling valt op bij de andere passagiers. Men luistert geïnteresseerd. Ik zie vanuit mijn ooghoek zangers in de ruimte zoeken en luisteren waar die baslijn vandaan komt. Ik ‘verstop’ me niet langer en zing nu gewoon de tekst mee. Als het koor luider gaat zingen, gaan ook bij mij de remmen los.
Enkele zangeressen durven dan ook de melodie los te laten en vullen de harmonie aan met een alt en ik verbeeld me ook een of meer zachte tenoren te horen. Het klinkt prachtig, zo op deze Italiaanse varende bus. Een cadeautje en nog mooi en stemmig gezongen ook. Alsof opeens duidelijk wordt dat we allemaal een deel van een groter geheel mogen zijn, als we maar durven. Een cadeautje van de Eeuwige, ons ‘collectieve zelf’, God, of hoe je deze mooie energie ook wilt noemen.
Jan Peter Versteege is geestelijk begeleider/verzorger en musicus. Hij dirigeert onder meer zangkoor Ubi Caritas, een klein ensemble van goede amateurs die op afroep zingen tijdens (oecumenische) diensten of uitvaarten. Info zangstudiojanpeterversteege@gmail.com of info@deopreghte.nl.